Winnie the Pooh

Hoe ga je er mee om wanneer je, behalve een echt mens, ook een personage bent in een van de beroemdste kinderboeken?

New York Public Library

Christopher Milne heeft deze vraag heel zijn leven met zich mee gedragen. De naam Christopher Milne doet misschien niet direct een belletje rinkelen. De man is beter bekend onder zijn volledige voornamen: Christopher Robin, die wij natuurlijk kennen als het ‘baasje’ van Winnie the Pooh, Piglet, Tigger en de andere bewoners van het Hundred Acre Wood. (Want Winnie the Pooh was echt! De teddybeer is nog altijd te bewonderen in de New York Public Libary.)

Stapel boeken geschreven door A.A. Milne

De eerste tien jaar van zijn leven had Christopher het allemaal prima voor elkaar. Hij werd opgevoed door zijn Nanny en dat was goed. Zijn moeder hield meer van tuinieren dan van kinderen en zijn vader wist eigenlijk niet goed wat hij met de kleine jongen moest. Hij vond het leuker om over zoonlief te schrijven dan met hem om te gaan. Wat fijn dus dat Christopher opgroeide in de Londense upper class waar het gebruikelijk was dat je als ouder weinig naar je kinderen omkeek. Later zei hij: ‘If I cannot say that I loved my parents it is only because, in those early days, I just didn’t know them well enough’.

A.A. Milne, Christophers vader, begon met het publiceren van de Winnie the Pooh verhalen toen Christopher vijf jaar oud was, en als kind vond hij die verhalen over hem prima. Hij kreeg mooie knuffels (al was hij er van overtuigd dat Kanga en Tigger vooral vanwege de literaire aspiraties van zijn vader werden aangeschaft), er werden platen uitgebracht waarop hij zelf de verhaaltjes voorlas, hij mocht meedoen in toneelbewerkingen en kreeg brieven die hij, net als zijn vader, zelden beantwoordde. Kortom, hij voelde zich goed en belangrijk.

Maar naarmate hij ouder werd begonnen er dingen te veranderen. Hij kreeg een haatliefde verhouding met zijn fictieve naamdrager. Door klasgenoten werd hij aangesproken op het gedrag dat zijn personage vertoonde in het gedicht ‘Vespers,’ wat zorgde voor ‘toe-curling, fist-clenching, lip-biting embarrassment’. Hij nam het zijn vader kwalijk dat zijn naam was gebruikt om literatuur te maken: ‘he had filched from me my good name and had left me with nothing but the empty fame of being his son’. Hij had er moeite mee dat de mensen hem bleven zien als dat kleine schattige jongetje uit de verhalen en gedichtjes die zijn vader schreef toen Christopher een paar jaar oud was. In tegenstelling tot de rest van de wereld was hij zijn personage al lang ontgroeit.

Tweede Wereldoorlog

Tijden de Tweede Wereldoorlog wilde Christopher dienen in het leger. Dat zijn vader twee aanbevelingsbrieven moest schrijven vóór dat hij werkelijk aan mocht treden droeg niet bij aan zijn, toch al zwakke, zelfvertrouwen. Hij kreeg steeds meer het gevoel dat zijn vader zijn jeugd uitbuitte. Later zou hij trouwen met zijn nichtje (dit tot grote ergernis van zijn moeder die een hekel had aan haar broer, de vader van het meisje) en samen met haar opende hij een boekwinkel. Tot aan zijn vaders dood zag Christopher zijn ouders nog maar een enkele keer. Zijn moeder heeft hij tijdens haar 15 jarige weduwschap nooit meer bezocht.

Maar gelukkig bleek er toch een oplossing tegen al die wrok. Nadat zijn moeder stierf ontving Christopher de royalties van de Pooh boeken. Vanaf dat moment werd hij weer vervuld met een gevoel van trots wanneer een van zijn vaders boeken bij hem over de toonbank ging.

Citaten: The Enchanted Places door Christopher Milne, uitgegeven door McClelland and Stewart Limited, ISBN 0771059159